Steenuilenproject in Hamme: een overzicht

Luc Van Couwenberghe &

Frans Van Havermaet

 

De Steenuil (Athene noctua) is met zijn 22cm de kleinst voorkomende uilensoort in Vlaanderen. Hij is gemakkelijk te herkennen aan zijn barnsteengele ogen en gefronste witte wenkbrauwen met het afgeplatte lage voorhoofd erboven.

Het biotoop van de Steenuil is een open kleinschalig landschap met bosjes, houtwallen en hoogstamboomgaarden, een leefruimte die hem in ons land niet meer zo vanzelfsprekend is gegund. Door de ruilverkaveling die in Hamme is doorgevoerd tussen 1997 en 2000, is er in de landbouw een ingrijpende overgang doorgevoerd van klein- naar grootschaligheid waardoor een groot aantal knotwilgen verdween met als rechtstreeks gevolg een gebrek aan goede nestgelegenheid voor de Steenuil.

Om dit tekort aan nestgelegenheid te compenseren werd in samenwerking met het gemeentebestuur een steenuilenproject opgestart, namelijk het plaatsen van nestkasten. In het najaar van 1998 werd gestart met het bepalen van de plaatsen die in aanmerking konden komen voor het plaatsen van een kast, en werden de eigenaars bezocht om hun medewerking te verkrijgen. De nestkasten - aangemaakt door de werkhuizen van de gemeente Hamme - bestaan uit twee delen: in het voorste deel verblijft het mannetje en in het tweede gedeelte ligt het eigenlijke nest. In het voorjaar van 1999 werd een eerste reeks van 18 nestkasten opgehangen, de tweede reeks van nog eens 18 kasten werden geplaatst in het najaar van hetzelfde jaar.

Op warme voorjaarsavonden maakt men kans om de roep van de steenuil te horen: een lang schel klagend 'kieuw' dat de vogel met lange tussenpozen herhaalt, met afwisselend een opgewondener blaffend 'werre'. Door het afspelen van een cassette met de roep van de steenuil kan men het aantal roepplaatsen inventariseren.

In het voorjaar van '99 werd gestart met de inventarisatie met volgende resultaten: op 19 februari en 15 maart werden niet minder dan 20 roepplaatsen gelocaliseerd in Sint-Anna en omgeving. Inventarisaties op 7 maart 2000 in Hamme-Zogge en op 22 maart in Zele-Hansevelde brachten respectievelijk 16 en 31 territoriale mannetjes aan het licht. Tenslotte werd op 6 maart 2001 het gebied tussen Lippeveld en Puienbroek bezocht hetgeen 16 zangposten opleverde.

Overdag hebben we de Steenuil een paar keer mooi kunnen observeren in de buurt van het Bulbier, waar hij duidelijk zichtbaar op een knotwilg zat. Dit houdt verband met zijn jachtmethode: zittend op een hogere plaats spiedt hij de omgeving af om plotseling naar beneden te duiken en een prooi te grijpen. Zijn hoofdmenu bestaat voornamelijk uit muizen, insecten en kikkers waardoor hij zeer nuttig is bij het bestrijden van insecten- en muizenplagen op het veld.

Controle van de nestkasten gebeurt na het broedseizoen van april-mei. De eerste controle in mei 1999 leverde 2 bewoonde nestkasten op met respectievelijk 2 en 3 jongen. De controle eind mei 2000 gaf 4 bewoonde nestkasten met tweemaal 4 jongen en 1 nest met 1 jong. In de vierde nestkast lagen 2 niet uitgebroede eieren die later werden verwijderd. Zowel de volwassen vogels als de uilskuikens van de twee controles werden deskundig geringd door wetenschappelijk ringer Marc Hebbelinck. Tijdens de laatste controle waren drie kasten bewoond door Spreeuw, Holenduif en Koolmees. Al de bewoonde nestkasten werden in het najaar grondig gereinigd en voorzien van een verse laag turf.

Op 27 april en 4 mei 2001 werden de nestkasten opnieuw gecontroleerd met 12 broedsels als resultaat. Alle broedsels waren nog in de eifase en varieerden van 2 tot 4 legsels. Bij een tussencontrole op 17 mei van enkele nestkasten waren de eieren reeds uitgebroed. Tijdens het ringwerk van 3 juni en 5 juni werden 6 nestkasten met 3 juvenielen, 1 kast met 4 jongen en 1 kast met 2 jongen geringd. In 4 nestkasten konden ook de wijfjes worden geringd. Een kast met 1 jong en 2 eieren werd later nog eens gecontroleerd. Bij de overige 3 nestkasten waren de eieren helaas verlaten en werden deze uit het nest verwijderd. Tijdens deze controle werd eveneens vastgesteld dat 2 nestkasten bewoond werden door mezen en 2 door spreeuwen.

Na de drastische ingreep in het voorkeursbiotoop van de Steenuil is de toename van het aantal bewoonde nestkasten tussen 1999 en 2001 een positieve indicatie. Alleen indien er de volgende jaren nog een verhoging optreedt is een hoopvolle toekomst voor de Steenuil in Hamme en omgeving weggelegd.

Luc Van Couwenberghe

Frans Van Havermaet